Enerzijds rouwen kinderen net als volwassenen. Want ook zij kennen intensieve gevoelens van verdriet, boos zijn , angst of gevoelens van schuld.
Maar kinderen uiten zich anders vooral non-verbaal. Als volwassenen moeten we moeite doen om de manier waarop kinderen zich uitdrukken te leren verstaan. Dat kan door zelf weer een beetje kind te worden(door het je te herinneren).
Kinderen kunnen vanaf het moment dat ze zich kunnen hechten, een verlies voelen. In feite is dat vanaf het moment dat ze geboren zijn. Ze voelen aan wanneer degene aan wie ze gehecht zijn er niet meer is en voelen de verlatenheid. Kinderen voelen ook al heel jong wanneer hun ouders rouwen en slaan dat ook op. Ze voelen de veranderingen en de veranderde spierspanning waarmee papa of mama hen oppakt.
Om te kunnen rouwen moeten kinderen begrijpen wat dood is. Als je kinderen vertelt over wat dood zijn is moet dat op een manier die ze kunnen begrijpen. Dat is afhankelijk van de leeftijd. Je kunt een indeling maken in leeftijdsfases om een indruk te krijgen van hoe kinderen de dood zien, maar deze is tegelijkertijd afhankelijk van de ontwikkeling en de ervaring van ieder kind persoonlijk.
Kinderen tot 3 jaar:
Tot drie jaar hebben kinderen niet een besef van het begrip dood, kennen ze niet het onderscheid tussen levende en niet levende dingen. Wel zijn ze bang om gescheiden te worden van papa of mama. Kinderen van die leeftijd voelen wat verlies is, ook voelen ze de emotionele afwezigheid van een rouwende moeder. Dit geldt ook voor baby’s. Jonge kinderen van 0 tot 3 jaar gaan op hun eigen manier met de dood om. Ze reageren vanuit hun behoeften. Soms tot schrik van volwassenen (meisje van twee jaar wil ontbijten op de kist, gezellig bij papa).
Heel jonge kinderen kunnen niet bevatten dat de dood onomkeerbaar is, maar ze kunnen het enigszins begrijpen aan de hand van speelgoed dat stuk is en niet meer gemaakt kan worden. En je moet uitleggen dat de overledene geen pijn meer heeft, het niet koud heeft en zich niet ziek voelt.
Kinderen van drie tot zes jaar:
Zij kennen het verschil tussen leven en dood (denk maar aan cowboytje spelen) maar ze beseffen nog niet het definitieve karakter van de dood. Ze beginnen te beseffen dat dood en verdriet met elkaar te maken hebben maar voelen nog geen angst voor de dood. Ze tonen grote belangstelling voor de biologische kanten van de dood: “Kan opa mij nog horen als ik iets zeg?” “Is het nou niet zielig dat oma alleen in de kist onder de grond ligt?”
Kinderen van 6 tot 9 jaar:
Bij hen begint het besef door te dringen dat de dood onomkeerbaar is, onherroepelijk en definitief. Wat het definitieve einde precies inhoudt begrijpen ze echter nog niet, dat is voor hen erg verwarrend en beangstigend. Ze begrijpen nog niet goed dat doodgaan iedereen overkomt, vroeg of laat. Ze interesseren zich ook voor wat er na de dood gebeurt. Kinderen van deze leeftijd zijn kwetsbaar omdat ze weliswaar de betekenis van de dood kunnen begrijpen, maar nog niet in staat zijn met de implicaties om te gaan.
Kinderen van 9 tot 12 jaar:
Zij beseffen dat alles wat leeft ook doodgaat. De kinderen in deze leeftijdsgroep zijn minder afhankelijk van volwassenen en vragen niet altijd aandacht voor hun verdriet. Kinderen willen veel zelfstandig uitvinden en oplossen. Ook om niet kinderachtig te lijken. Omdat de gevoelens er toch uit moeten vertonen ze soms lastig en opstandig gedrag.
Kinderen van 12 jaar en ouder:
De onvermijdelijkheid en het universele karakter van de dood dringt door bij kinderen in de tienerleeftijd. Ze zien de dood als het onvermijdelijke einde van het leven. De persoonlijk emotionele afstand is echter nog groot “het kan iedereen overkomen, behalve mensen in de eigen omgeving”. Juist jongeren van die leeftijd worden diep geraakt wanneer ze van nabij met de dood te maken krijgen. Ze zijn in een fase waarin ze raagtekens zetten bij het leven. Ze vragen zich af wat de zin van het leven is, waarom ben je op aarde en waar ga je naar toe. Een confrontatie met de dood maakt dat de vragen en soms ook de verwarring rondom het leven en de dood toenemen.
Puberteit is inherent aan ‘losmaken’. Als een ouder overlijdt, kan een puber zich niet losmaken van de overleden ouder, maar ook niet van de overgebleven ouder. Die heeft het immers moeilijk, dus die wil je niet extra belasten. Toch zie je vaak dat pubers hun rouw uitstellen en eerst ‘gewoon’ gaan puberen. Dat is voor een ouder heel lastig, maar het is ook een compliment. Het betekent dat je kind zich veilig genoeg voelt om te durven puberen.
Op blijven letten dat de puber midden in het leven blijft staan, uitgaat, de dingen doet die hij normaal ook deed. Als hij zich terugtrekt uit zijn sociale leven, moet je aan de bel trekken. Soms nemen pubers ook te veel verantwoordelijkheid in het gezin.
Mogelijke rouwreacties zijn ontreddering, opstandigheid, terugtrekken in zichzelf, het niet accepteren van enige bemoeienis. Indirecte reacties kunnen zijn: spijbelen, risicovol gedrag (het uitdagen van de dood), drugs- of overmatig alcoholgebruik. Maar dit kan ook heel goed pubergedrag zijn. Moeilijk te herkennen dus. Ook schrijven en naar muziek luisteren zijn manieren waarop pubers zich kunnen uiten.
Laat hem. Als ouder wil je heel graag het verdriet wegnemen, of op zijn minst verminderen. Dat is begrijpelijk, maar het kan niet. Als je als puber nog niet weet wat je voelt en er al helemaal niets mee kunt op dat moment, wil je maar een ding: met rust gelaten worden. Pubers willen gewoon zijn, niet opvallen en niet zielig behandeld worden. Maar met rust laten is niet hetzelfde als loslaten. Laat hem vrij in de keuze om wel of niet te praten, met jou, met een andere volwassene of met zijn vrienden. Maar ga niet weg. Doe iets samen, onderneem leuke dingen. In de buurt blijven is het beste advies. De vanzelfsprekende aanwezigheid van een volwassene betekent veiligheid.
Omdat kinderen hun gevoelens nog moeilijk onder woorden kunnen brengen uiten ze deze vaak via hun gedrag. Dat gedrag kan zeer uiteenlopende vormen aannemen:
– Verdriet
– Angst dat bijvoorbeeld nu papa dood is, mama ook dood gaat. En als jij doodgaat wie zorgt er dan voor mij? Straks krijg ik dezelfde ziekte als mijn zusje, die is doodgegaan. Je moet kinderen uitleggen dat de meeste kinderen eerst groot worden voor ze doodgaan en dat ze niet noodzakelijkerwijs ook zullen sterven aan bijv. kanker of een ongeluk.
– Boosheid “mama heeft mij alleen gelaten”, “waarom heeft God mijn papa niet beter gemaakt” “waarom hebben mijn ouders niet beter voor mijn zusje gezorgd?” of
– Jaloezie op vriendjes die nog wel een vader en moeder hebben.
– Schuldgevoel ”als ik niet zo stout geweest was, was mama niet doodgegaan’, ‘ik was boos op mijn broer, daarom is hij doodgegaan’.
– Woede-aanvallen, buitensporig huilen, apathisch gedrag
– Lichamelijke klachten als hoofd of buikpijn zijn allemaal uitingen van normaal verdriet.
– Slaap-, eet- of concentratiestoornissen
– Regressief gedrag, d.w.z. dat ze terugvallen in een eerdere ontwikkelingsfase en weer gaan bedplassen of duimzuigen.
– Aangepast gedrag.
De eerste rouwreacties komen bij kinderen soms pas enkele weken of maanden na het overlijden. Zij schuiven het rouwen vaak voor zich uit tot ze voelen dat voldaan is aan hun behoefte aan veiligheid. Kinderen stellen hun rouwproces wel uit tot hun omgeving, met name de ouders, weer in staat zijn om het kind te ondersteunen. Ze willen vaak eerst dat alles weer gewoon verloopt, dat er weer rust is. Kinderen kunnen pas rouwen als het veilig is. Niet zelden komt een relatie van ouders onder druk te staan tijdens een rouwproces omdat ieder op een verschillende manier rouwt. Wij als volwassenen willen kinderen graag beschermen tegen verdriet, maar kinderen willen op hun beurt ook volwassenen beschermen. Ze verstoppen vaak hun verdriet om hun ouders te sparen, bang dat ze hem of haar weer verdrietig maken. Het is hier ook van belang te onderkennen dat kinderen lang niet altijd hun gevoelens met hun ouder(s) kunnen delen. Ze vinden het vaak heerlijk om er juist met mensen over te ‘praten’ die er minder of niets mee te maken hebben.
Nee: ze hebben wat dat aangaat een korte spanningsboog. Het is dan ook niet gek dat ze het ene moment erg verdrietig zijn en het volgende moment weer vrolijk op straat spelen. Het lijkt dan soms of ze alles vergeten zijn, maar dat is allerminst zo. Het is een normaal kinderlijk patroon van uitleven en beleven. Het plezier maken is voor hen een overlevingsstrategie.
Bij zelfdoding is het goed om de waarheid te vertellen, hoe moeilijk dat ook is. Anders hoort je kind het misschien van een ander. Dat is verwarrend, omdat hij dan niet weet wie hij moet geloven. Het kan ook leiden tot een vertrouwensbreuk, wanneer blijkt dat deze belangrijke waarheid niet door de ouders is verteld. Vertel wat er gebeurd is, maar laat de gruwelijke details weg. Leg uit dat de zelfdoding niets met het kind te maken heeft. Probeer z’n zelfvertrouwen weer op te krikken door hem extra veel complimenten te geven.